b. f 1500.voor het uitvoeren van werkzaamheden aan de ontijzeringsinrichting. 7 2 2i FEBRUARI 1923 De heer VAN ZWEDEN vraagt, of dit als uitbreiding of als onderhoud moet worden beschouwd, mede in verband met de onlangs vastgestelde waterverordening, waarbij erop gewezen werd, dat een groote bezuiniging op het waterver bruik zou worden verkregen. De VOORZITTER antwoordt, dat deze uitbreiding toen al vast stond, doch dat het nog liep over de vraag, of men deze groote bronnen zou bijplaatsen, dan wel andere van minder capaciteit. Zonder verdere opmerkingen wordt conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot ver hooging van het crediet voor de herstelling van de Gasbrug met f 1750. De heer CLEMENT vraagt, of dit werk publiek wordt aanbesteed. De VOORZITTER antwoordt, dat men na prijsopgaaf besloten heeft het in eigen beheer uit te voeren. De heer CLEMENT vindt dat geen zuivere handelwijze. Eerst houdt men een aanbesteding en als men de prijzen weet, dan voert men het werk in eigen beheer uit. De VOORZITTER zegt, dat het de bedoeling is zooveel mogelijk in het belang van de gemeente te werken, niet in dat van den aannemer. De heer CLEMENT blijft bij zijn meening, dat de zaak niet zuiver is. De heer MOLL zegt, dat er in dit geval geen sprake kan zijn van een aanbesteding. Er is slechts prijsopgaaf gevraagd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 72