78
2i FEBRUARI 1923.
worden vervuld; maar U hebt de heer Feb er heeft
het reeds opgemerkt in de laatst gehouden raadsverga
dering medegedeeld, dat gij Uw mandaat, bij het einde van
het loopende zittingsjaar niet wenscht hernieuwd te zien.
Het zal U aangenaam zijn te vernemen, dat bij al de
raadsleden dus ook bij hen, die in politiek opzicht niet
tot Uwe medestanders behooren eenstemmigheid bestond
om U op dezen dag te huldigen.
Die eenstemmigheid waarop ik zoo even doelde
dankt Gij aan Uwen vriendelijken en welwillenden omgang
met de raadsleden, dankt Gij vooral wijl het door U gespro
ken woord nimmer ontsierd werd door scherpte of door
minder aangename bejegening van Uwe medeleden.
Geachte Heer L ij d s m a n
Ik heb het genoegen U, deze zilveren bloemenvaas aan
te bieden als geschenk Uwer medeleden van den Raad.
Die vaas bevat de volgende inscriptie
,,De leden van den Raad der gemeente Breda aan den
Edelachtbaren heer J. Lijdsman als hulde bij zijn dertigjarig
lidmaatschap van den Gemeenteraad 1893 21 Februari 1923.
Gelief dit geschenk te aanvaarden als een blijk van onze
achting en van onze van vriendschap getuigende gevoelens.
Moge dat geschenk, evenals deze dag, voor U eene aange
name herinnering blijven aan den langen tijd dien Gij, in ver
schillende functiën als raadslid en vooral in die van wethouder zijt
werkzaam geweest in het belang van onze goede stad Breda.
De VOORZITTER dankt in de volgende bewoordingen
Mevrouw, Mijne Heeren.
Wat mij thans te beurt valt is voor mij een groote verrassing.
Toen mij de vorige week in het College werd verzocht den
2 ien dezer een openbare raadsvergadering te houden, kreeg
ik wel het vermoeden, dat dit met eene nevenbedoeling
geschiedde en nu blijkt het mij duidelijk waarom; doch zulk
een grootsche hulde had ik echter niet kunnen en mogen
verwachten deze is grooter dan ik heb verdiend.