9° i6 MAARÏ 1923. De VOORZITTER stelt voor, overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, den heer Potters, die zich steeds met toewijding van zijn taak heeft gekweten, eervol ontslag te verleenen onder dankbetuiging voor de door hem bewezen diensten. Dienovereenkomstig wordt besloten. 12. Rapport van de bijzondere raadscommissie op de ontwerp-verordening, regelende de pensionneering der Wet houders, met de daarop ingediende amendementen en een ontwerp-verordening van de raadsleden N. J. H. van Groenen- dael c.s. (aangehouden in een vorige vergadering), luidende als volgt ,,De in Uwe vergadering van 28 September j.l. ingestelde commissie, in wier handen de ontwerp-verordening tot pen sionneering der Wethouders met de daarop ingediende amen dementen is gesteld, heeft de eer U het volgende te berichten. Alvorens de ontwerp-verordening in beschouwing te nemen, achtte de commissie het bij de gehouden besprekingen wen- schelijk te trachten overeenstemming te verkrijgen omtrent eenige vraagpunten inzake de hoofdbeginselen, welke aan eene eventueele pensionneering van Wethouders te Breda ten grondslag moeten liggen. Deze punten betreffen i°. het karakter van wethouderspensioen 2°. den minimum tijd gedurende welken het ambt moet zijn vervuld 3°. den leeftijd van verkrijging (m.a.w. de vraag van al dan niet uitgesteld pensioen) 4°. de basis en het maximum van het te verleenen pensioen. Bij de bespreking dier punten bleek aldra, dat de com missie zich voor een moeilijke taak gesteld zag. Werd over eenstemming verkregen over de vraagpunten nrs. 2 en 4, ook na uitvoerige discussies viel daarentegen geen vergelijk te treffen tusschen de zeer uiteenloopende meeningen over de punten nrs. 1 en 3. Hoewel de commissie U derhalve geen bepaald voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 90