9* tö MAART 1923. beeldig, dat na de aanstaande raadsverkiezing een of meer wethouders als zoodanig zitting zullen nemen, die daarvoor allerminst geschikt zijn. In dit verband wil ik wijzen naar een naburige gemeente, waar bij den Burgemeester dier plaats een aan den Minister gezonden schrijven inkwam met het onderschrift van Zijne Excellentie ,,Ik snap er niets van". Wie garandeert mij, dat de Bredasche politiek ons niet voor dergelijke gevallen zal stellen f Als men mij afvraagt of iemand met een dertigjarige loopbaan als raadslid, bekroond met een even verdienstelijk wethouderschap van 7 jaren moet gepensionneerd worden, dan antwoord ik volmondig Ja. Maar als dit ontwerp ook inhoudt wethouders te pensionneeren in de lente van hun leven en daarnaast ook hen, die in hun levensavond tot dit ambt gekozen worden, zoolang naast het wethouderschap nog kunnen bekleed worden nevenbetrekkingen kan ik geen gegrond motief tot pensionneering ontdekken en zal daarom tegenstemmen. Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, ik heb gezworen bij mijn intrede in den Raad het algemeen belang te dienen en waar het algemeen zich verzet in woord en schrift tegen dit ontwerpwaar wij staan aan den vooravond van de raadsverkiezing, doe ik een beroep op den Raad houdt dit ontwerp aan, steunt mijne motie, laat de kiezers bij de stembus uitspraak doen. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek U beleefd, doch dringend de volgende motie direct in behandeling te willen nemen „De Raad der gemeente Bredabijeen in vergadering op 16 Maart 1923 ter behandeling ontwerp Wethouders pensioenen Gehoord de besprekingen Gezien het adres uit de vooraanstaande kringen en belasting- betalende-burgerij der gemeente Er prijs op stellende, dat de kiezers zich bij de aanstaande gemeenteraadsverkiezing in deze zullen uitspreken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1923 | | pagina 98