22 DECEMBER 1924. 1009 „meente gepensionneerde ambtenaren, die op 1 October „1913 reeds in dienst der gemeente waren. „Sub zijn oude vóór de inwerkingtreding der Pen sioenwet 1913 verleende pensioenen, terwijl die sub g „verhoogingen van pensioenen betreffen, voor het geval het „rijkspensioen lager was, dan het pensioen krachtens de „vroeger hier bestaande verordeningen (nieuwe komen na „de wet van 1922 niet meer voor). „De sub h vermelde uitgaven behoeven geen toelichting. „Deze verhoogingen zijn toegekend op voetspoor van een „gelijke regeling voor de rijksambtenaren. Alleen profiteeren „hiervan de ambtenaren vóór of omstreeks 1920 gepension- „neerd. „Uit dit overzicht moge U blijken, dat alleen de bijdrage „sub b eene voor alle jaren terugkomende is. De anderen „nemen na korten of langen tijd een einde. Alleen kan van „de bijdrage sub c in de eerste jaren eene stijging verwacht „worden om daarna een tijd ongeveer op eenzelfde hoogte „te blijven, vervolgens te dalen en ten slotte geheel te ver dwijnen. Mettertijd blijft derhalve alleen over de bijdrage „sub b, die door ontslag van los personeel en aanneming „op arbeidscontract gedaald is van f 120.000.in 1923 op „f 107.300.in 1924. Voor 1925 wordt eene nog lagere „bijdrage verwacht, omdat de reorganisatie van het los per soneel eerst in den loop van 1924 tot stand kwam. „De inkomsten van het fonds (rente van kapitaal enz.) „bedragen slechts rond f 1680.— en zijn verwaarloosd; deze „dienen ter afronding en tot betaling van kleine uitgaven „(administratiekosten), zoodat zal moeten worden bijgedragen „door a. GASFABRIEK 0.197 X f 177.400 afgerond f 34948.- b. WATERLEIDING 0.033 X f 177.400 5854.- Transporteeren f 40802-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1009