1022 22 DECEMBER 1924. voor een blijvende behoefte aan kasmiddelen. Het lijkt Spr. daarom ook een niet geheel juiste voorstelling van zaken als gezegd wordt, zooals Burgemeester en Wethouders in hun nota van toelichting doen, dat al hetgeen als kasgeld werd verstrekt, ook feitelijk reeds als werkkapitaal werd gebruikt. De opmerking van den heer Speyart van Woerden over de reusachtige kas op 31 December 1920, kan Spr. volkomen onderschrijven. Op de balans 1923 komt de cassa onder de passiva en niet onder de activa voor. Spr. heeft daaromtrent inlichtingen ingewonnen, waaruit hem gebleken is, dat zulks mogelijk is door het feit, dat er voor het gas-, het electriciteits- en het waterleidingbedrijf slechts één kas bestaat, terwijl de boekingen in afzonderlijke kasboeken plaats vinden; hij dringt er echter op aan, ten einde ver keerde gevolgtrekkingen te voorkomen, voortaan bij de pu bliceering van balansen met dergelijke onwaarschijnlijkheden eenige toelichting te geven. De heer COHEN heeft zich in de vorige raadsvergadering de uitdrukking laten ontvallen: „Het is een vuil boeltje". Spr. heeft die opmerking gemaakt naar aanleiding van de woorden van den heer Korteweg, dat er ruw met het geld is omgesprongen, wijl hij dacht, dat de Wethouder het toch wel zou weten. Maar, nu achteraf gebleken is, dat de Wethouder nog niet voldoende in de zaak ingewerkt was en deze zijn woorden heeft teruggenomen, wil Spr. de zijne ook gaarne terugnemen. De heer CERUTTI veronderstelt, dat, wanneer de heer Speyart van Woerden de gevolgen had kunnen voor zien, welke zijn in de vorige vergadering gehouden betoog heeft gehad, hij niet in beschouwingen over het financieel beleid zou zijn getreden, want het is verschrikkelijk zooals er over deze zaak is gephantaseerd en gelasterd. Spr. wijst in dit verband op uitlatingen in de plaatselijke pers, waarin

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1022