1024 22 DECEMBER 1924. De heer HORNIX brengt in herinnering, dat hij de vorige maal heeft gezegd, dat er een wantoestand heerscht in de financieele verhouding tusschen de Gasfabriek en de gemeente. Spr. handhaaft die woorden en zegt, dat het de verdienste van den heer Speyart van Woerden is, dat hij zulks aan het licht heeft gebracht. Spr. acht het zeer wenschelijk, dat er een centraal kasbeheer komthij zal bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1925 daarop terugkomen. De heer KORTEWEG zegt, dat de bewuste gelden in de kas der gemeente hebben gelegenzij zijn naar gelang, dat de behoefte zich eraan deed gevoelen, aan de Gasfabriek verstrekt. De heer HORNIX: Het is toch een feit, dat het wel eens is voorgekomen, dat er f 150.000 in de kas van de Gasfabriek lagen. De heer KORTEWEG: Het is nooit voorgekomen, dat de kas der Gasfabriek zóó groot was. De heer HORNIX: De heer Slinkert heeft mij zelf verklaard, dat dit wel degelijk het geval is geweest. De Gemeente-Ontvanger neemt de gelden niet aan. De heer CERUTT1 zegt, dat de heer Hornix zich vergist. De heer ZIJLMANS merkt op, dat er vroeger door het Gasbedrijf van tijd tot tijd geld van de winst in de kas der gemeente werd gestort. Spr. dringt er op aan, uit een oog punt van financieel belang dat goede voorbeeld zoo veel mogelijk na te volgen en zoo min mogelijk geld in de kas der Gasfabriek te laten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1024