22 DECEMBER 1924. 1025 De VOORZITTER zegt ten antwoord aan den heer Speyart van Woerden, dat het er niet toe doet, dat het bedrag, als winstuitkeering voorkomende op de balans 1920, niet in de eerste dagen van Januari 1921, doch eerst enkele maanden later is uitgekeerd. De heer Speyart van Woerden had de reusachtige kas van f 157.889.48 op 31 December 1920 aangevoerd om aan te toonen, dat zoo'n groote uitbreiding van het werkkapitaal niet noodig was. Burgemeester en Wethouders hebben hem hierop geantwoord, dat een groot bedrag aan kasgeld op de balans geenszins aantoont, dat het werkkapitaal groot genoeg is en zeker niet dan, wanneer tegenover dat groote bedrag aan kasgeld de verplichting staat tot uitkeering als winst van een niet veel minder groot bedrag. Dat aan die verplichting tot winstuitkeering niet in het begin van het volgend jaar is voldaan, doch eerst later, neemt niet weg, dat die verplich ting het volstrekt onmogelijk maakt, het groote bedrag aan kasgeld aan te voeren ten bewijze, dat het werkkapitaal groot genoeg was. Den heer Appelboom antwoordt Spr., dat Burgemeester en Wethouders door er den nadruk op te leggen» dat aan het Gasbedrijf renteloos gelden uit de gemeentekas werden verstrekt voor uitbreidingen en als kasgeld, het niet hebben voorgesteld, alsof dat renteloos verstrekken een gunst was, maar daardoor hebben doen uitkomen, dat het renteloos verstrekken dier gelden een compensatie vormde voor de verplichting van het Gasbedrijf om rente te betalen van de in 1915 geleende gelden, niettegenstaande deze gelden niet aan het Gasbedrijf werden afgegeven. Wat de bewering van den heer Appelboom betreft, dat Burgemeester en Wethouders het geven van de f 200.700.— aan het Gasbedrijf als werkkapitaal ten onrechte slechts een verandering van naam noemen, omdat ook gelden voor uit breidingen waren verstrekt, merkt Spr. op, dat Burgemeester en Wethouders niet zeggen, dat ook hetgeen voor uitbrei dingen was verstrekt, als werkkapitaal werd gegeven, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1025