22 DECEMBER 1924. 1027 van bijstand haar taak naar behooren zullen kunnen ver vullen, anders zal Spr. zich spoedig genoodzaakt zien een beroep te doen op den Raad, opdat deze zich uitspreke. Spr. wenscht: le. de zaak terug te zenden naar de gas- commissie en 2e. de absolute toezegging te verkrijgen, dat dergelijke zaken in de toekomst in de gascommissie zullen komen. Den heer ZIJLMANS heeft het genoegen gedaan wederom het vertrouwen van den Raad te genieten door opnieuw als lid van de gascommissie te zijn benoemd. Spr. wil deze taak gaarne en zoo goed mogelijk vervullen, doch heeft daartoe behoorlijke medewerking noodigmen moet niet denken, dat men in die functie geen onaangename onder vindingen opdoet; hij heeft met den heer Haaiman reden om ernstig ontstemd te zijn. Ook Spr. bevreemdt dit belang rijk voorstel ten zeerste; het is voorzoover Spr. zich herin neren kan nimmer in de vergadering van de gascommissie behandeld. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak wel handig ingekleed; zelfs de verordening, regelende de bezoldiging (Gem. blad no. 303) wordt er met de haren bij gesleept. In verband met de bestaande verordeningen acht Spr. hen echter verplicht dergelijke aangelegenheden bij de commissie van bijstand ter sprake te brengen, afgezien nog van het feit, dat zulks alleen al uit deferentie behoort te geschieden. Spr. is het met den heer Haaiman eens, dat de handelwijze van Burgemeester en Wethouders bij de commissieleden een verslapping van de opvatting van hun taak zou kunnen doen intreden. Het lidmaatschap eener commissie van bijstand vordert heel wat tijd; dit geeft er recht op behoorlijk ingelicht te worden. En al is men geen deskundige, blijft het toch een vereischte en zal het ook zijn nut hebben de zaken vooraf in de commissie te bespreken. Spr. kan dezen post voorloopig niet goedkeurenhij wenscht daaromtrent eerst nadere inlichtingen te bekomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1027