1028 22 DECEMBER 1924. De heer SCHRAUWEN sluit zich aan bij de woorden van de vorige sprekers. Spr. kan zich nog wel herinneren, dat de Directeur indertijd gezegd heeft, dat hij tijdelijk een eenvoudig scheikundige noodig had, doch nu gaat het blijk baar weder om een nieuwen functionnaris. De heer SPEYART VAN WOERDEN heeft het College een tweetal vragen gesteld, doch is door het antwoord, dat hij daarop ontvangen heeft, nog niet bevredigd. Het was hem er om te doen geweest het naadje van de kous te weten. Spr. zou n. 1. gaarne hebben vernomen, in hoever bij de rekening van het Electriciteitsbedrijf zal blijken, dat er minder noodig zal zijn geweest. Spr. dringt alsnog op een afdoend antwoord aan. De VOORZITTER: Uit Uw vraag was niet te lezen, dat U dit wildet weten. De heer SPEYART VAN WOERDEN merkt nog op, dat bij de beantwoording van zijn tweede vraag, betreffende de aanstelling van den scheikundig-ingenieur, niet is vermeld, hoeveel het salaris bedraagt en wanneer die functionnaris is aangesteld. De heer KORTE WEG antwoordt den heer Speyart op diens eerste vraag, dat er van den bewusten post ad f 5000.-— hoogstens f 4200.— noodig zal zijn; er zal dus f 4200.meer worden uitgegeven dan het bedrag (ad f 20.000.—), waarop de post „Traktementen" op de be grooting van het Electriciteitsbedrijf voor 1924 was geraamd. Daartegenover staat, dat er met betrekking tot den gelijk- namigen post ad f 32.000.—, voorkomende op de begrooting van het Gasbedrijf, f 7000.minder zal worden uitgegeven en evenzoo f 3000.— minder, voor wat betreft den post „Traktementen" op de begrooting voor het Waterleiding bedrijf, waarvoor f 15.000.was uitgetrokken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1028