22 FEBRUARI 1924.
103
niet uitdrukkelijk worden genoemd. Dit is zeker gedaan om
daaraan een uitleg te kunnen geven al naar gelang het in
de kraam van den Voorzitter te pas komt.
De VOORZITTER: Mijn kraam heeft met deze zaak
niets te maken.
De heer KORTEWEG vermoedt, dat dit voorstel is gedaan
om de gemeente zeggenschap te doen krijgen in den concur-
rentie-strijd. Spr. vraagt zich af, of dat wel billijk is.
De heer FEBERDat is zooeven ook geschied ten aanzien
van de melkkwestie!
De heer BOGMANS vraagt, of het ook in de bedoeling
ligt, overbelasting dier voertuigen tegen te gaan.
De heer SPEYART VAN WOERDEN wijst er op, dat
Burgemeester en Wethouders door de voorgestelde verbods
bepaling de bevoegdheid krijgen vergunning te verleenen
voor het innemen van een standplaats of het rijden met een
rijtuig of een motorrijtuig, met het kennelijk doel het geheel
of gedeeltelijk te verhuren. De voorwaarden aan die ver
gunning verbonden kunnen van verschillenden aard zijn; zij
kunnen, behalve den goeden toestand van het voertuig,
regelmatige keuring, tarieven enz., ook bepalingen inhouden
omtrent de route. Aldus kan men in verband komen met de
kwestie tram tegen autobus. Spr. had gedacht, dat met den
ombouw van de tramwagens de zaak opgelost zou zijn, doch
nu blijkt, dat tengevolge daarvan wijziging van de lijn
noodig is.
De VOORZITTER verzoekt den heer Speyart niet over
een voorstel te spreken, dat zoo juist van de agenda is
afgevoerd.