22 DECEMBER 1924. 1041 Zijlmans, Kooperberg, Moll, Korteweg, Hornix, Appelboom en Pelster. Het op bijlage I, sub b, ingediende amendement, wordt na eenige discussie met den Voorzitter door den heer COHEN ingetrokken, in verband met een daaromtrent ge- heerscht hebbend misverstand. De heer HAALMAN heeft zijn amendement op art. 1 der onder bijlage F voorkomende verordening niet schriftelijk toegelicht en wel in de eerste plaats, omdat hij zulks niet noodig achtte en in de tweede plaats, omdat hij het niet te voren wilde laten afmaken. In den loop van het debat is ook gesproken over menschen, die in werkloozen toestand zullen kunnen geraken; Spr. acht het noodig, dat in de ge meentelijke geneeskundige commissie leden zitten, die dit kunnen beoordeelen. Daarvoor komen in de eerste plaats in aanmerking afgevaardigden van vakorganisaties. Spr. meent met 2 van die leden te kunnen volstaan in verband met de twee te Breda bestaande grootste vakcentrales. Het heeft Spr. teleurgesteld, dat Wethouder Moll zijn amendement niet heeft overgenomen; hij doet thans een beroep op den Raad. Spr. verwacht, dat straks zal worden aangevoerd, dat het slechts een proefneming geldt. Hij kan zich daarbij echter niet neerleggen, juist omdat het een proef is. De heer MOLL brengt in herinnering, hetgeen hier door den heer Meijvis op 6 Juli 1923 is gezegd, n. 1. dat hij zich niet kan vereenigen met de gedachte samenstelling der geneeskundige commissie waarin het arbeiderselement ontbreekt zoolang in het Burgerlijk Armbestuur geen vertegenwoordigers der werklieden zijn opgenomen. De Voorzitter heeft toen daarop geantwoord, dat hij voor het opnemen van arbeiders in de commissie geen reden aanwezig achtte, daar ook van eenige andere bepaalde categorieën uit de maatschappij niemand is uitgesloten van het lidmaat-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1041