22 DECEMBER 1924.
1043
perberg, Neve, Cohen, Bogmans, Haaiman,
Schlaghecke en Schrauwen.
Tegen: de heeren Speyart van Woerden, Cerutti,
Moll, Korteweg, Hornix, Appelboom en Pelster.
De VOORZITTER stelt alsnu voor, alle voorstellen in
zake de reorganisatie van den gemeentelijken geneeskundigen
dienst, behalve dat vermeld onder bijlage L., met inacht
neming van de daarin door amendementen en door Burge
meester en Wethouders aangebrachte wijzigingen, aan te
nemen.
Daartoe wordt besloten.
Rondvraag.
1. De heer COHEN vestigt de aandacht op het feit,
dat door de directeuren der verschillende takken van dienst
in geval van ziekte van een werkman de kindertoeslag wordt
ingehouden. Vroeger keerde één enkele directeur dien toeslag
bij ziekte wél uit, de overige directeuren niet. Spr. zegt, dat
de directeuren daartoe het recht missen.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks geschiedt op
grond van de bepalingen van het Werkliedenreglement.
De heer COHEN zegt, dat in het Werkliedenreglement
niet van inhouding van den kindertoeslag bij ziekte wordt
gesproken. Spr. noemt die opvatting absurd en verzoekt den
Raad zich uit te spreken, opdat de kindertoeslag bij ziekte
doorbetaald worde.
De heer KORTEWEG is het met den heer Cohen
eens, dat de billijkheid vordert, dat de kindertoeslag bij
ziekte doorbetaald wordt, doch het W. R. luidt nu eenmaal