1046 22 DECEMBER 1924. De heer HAALMAN doet met toestemming van den voorzitter der Gascommissie nadere mededeelingen omtrent de bespreking van deze aangelegenheid in de vergadering dier commissie. Er is in die vergadering den leden verzocht niet over de zaak in den Raad te spreken, daar zoo spoedig mogelijk het advies van den Directeur zou worden gevraagd. In de commis sie-vergadering is ook het denkbeeld geopperd, betrokkenen nog zoolang aan het werk te houden. De heer ZIJLMANS onderschrijft de woorden van den heer Haaiman. De zaak heeft een regelmatig verloop gehad, maar er is in de commissie-vergadering ook gezegd, dat de Gasfabriek geen philantropische instelling was en dat men in deze voorzichtig moest zijn met het scheppen van precedenten. Er is niet gezegd, dat er een oplossing van de kwestie mogelijk was. De heer BOGMANS dringt er nogmaals op aan om ge durende het onderzoek wachtgeld uit te keeren. De heer KORTEWEG zegt, dat men het er in de Gas commissie over eens was, dat er iets moet gebeuren, maar men kan daartoe zoo maar ineens niet besluiten; het gaat toch niet aan op het onderzoek vooruit te loopen. 5. De heer VAN WERKHOOVEN heeft op de agenda voor deze vergadering, het voorstel van den heer Korteweg, betreffende de oprichting van een gemeentelijk badhuis, ge mist. Spr. vraagt, hoe dat komt, daar de behandeling van bedoeld voorstel toch in de vorige raadszitting tot de vol gende vergadering is aangehouden. De VOORZITTER deelt mede, dat bedoeld voorstel naar de Gascommissie is gezonden om advies, alsmede naar den dienst van Openbare Werken voor het maken van een kostenberekening.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 1046