106 22 FEBRUARI 1924. in de bepaling op te nemen. Wat de opmerking van den heer Cohen betreft, wijst Spr. op het feit, dat het in de Nederlandsche strafwetgeving gewoonte is geworden om te schrijven: „met het kennelijk doel". De heer ZIJLMANS zou, in verband met de motie- Appelboom, willen verzoeken om met het advies van deskundigen een volledige begrooting van het trambedrijf over te leggen, opdat de Raad een goed overzicht krijge: nu komt alles druppelsgewijs. De VOORZITTER zegt toe zulks te zullen bevorderen. De heer COHEN verzoekt antwoord op zijn vraag, wat in dit geval moet worden verstaan onder „gedeeltelijke ver huring", De VOORZITTER: Ik kan het niet duidelijker zeggen, dan het er staat; het verhuren van een of meer zitplaatsen. De heer MEIJVIS vraagt, met het oog op de veiligheid, of ook de keuring van de autobussen hierbij geregeld wordt. De VOORZITTER: Tot nu toe geschiedt die keuring hier slechts in beperkte mate, omdat zij ingevolge de wet van 1880 behoort te geschieden in de gemeente, waar de onderneming gevestigd is; doch nu zal de keuring ook bij de voorwaarden worden geregeld, evenals de eischen, waar aan de chauffeurs moeten voldoen. Alsnu wordt het voorstel zonder hoofdelijke stem ming ongewijzigd aangenomen. De heer HAALMAN wenscht aanteekening, dat hij tegen dit voorstel is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 106