18 JANUARI 1924.
11
De heer KORTEWEG vindt, dat het op den weg van
Burgemeester en Wethouders ligt, zulks namens den Raad
aan Gedeputeerde Staten mede te deelen.
De VOORZITTER meent, dat bij schrijven van 29
October 1. 1. aan Gedeputeerde Staten mededeeling is gedaan,
dat de nieuwe Raad in deze een andere zienswijze is toe
gedaan dan zijn voorganger. Waar het hier thans om gaat,
is de kwestie van de oproeping.
De heer KORTEWEG verzoekt, den Raad voortaan in de
gelegenheid te stellen de correspondentie tusschen Burgemeester
en Wethouders en de Gedeputeerde Staten te lezen.
De VOORZITTER zegt, dat, om voor de hand liggende
redenen, niet alle correspondentie tusschen Burgemeester en
Wethouders en Gedeputeerde Staten aan den Raad kan worden
overgelegd. Burgemeester en Wethouders zijn echter bereid
in deze inzage te verstrekken van de gevoerde briefwisseling.
De heer KORTEWEG persisteert bij zijn verzoek.
Voormelde oproeping wordt daarop voor kennis
geving aangenomen.
6. Adres van H. A. Nuyens, daarbij eervol ontslag
verzoekende als onderwijzer aan de openbare school aan de
Keizerstraat, met ingang van 1 Maart a. s.
De VOORZITTER stelt namens Burgemeester en Wet
houders voor, het gevraagde ontslag eervol te verleenen
met ingang van den dag, door Burgemeester en Wethouders
te bepalen.
Daartoe wordt besloten.
7. Adres van winkeliers- en middenstandsvereenigingen
hier ter stede, verzoekende de tarieven voor het stroomver
bruik voor winkel- en étalageverlichting belangrijk te ver
minderen.