128
27 MAART 1924.
„de overeenkomst tot geen moeilijkheden had aanleiding
„gegeven, ongewenscnt geacht.
„De onderhandelingen met het Staatsboschbeheer hebben
„geleid tot eenige verhooging van de ingevolge art. 4 door
„de gemeente te betalen som voor de in art. 2 bedoelde
„vergunning en erfpachthet bedrag wordt van f 500 op
„f 1000 gebracht. De toevoeging aan art. 4 bevestigt de tot
„dusver gevolgde en juist geachte gedragslijn.
„Voorts worden in het toe te voegen art. 4a eenige
„faciliteiten verleend ten behoeve van de boschwachters-
„woning.
„Wij hebben de eer U derhalve voor te stellen de hier-
„bijgevoegde ontwerp-overeenkomst goed te keuren."
De heer COHEN heeft bemerkt, dat de verhooging ingaat
op 1 Januari 1921dat is dus ruim drie jaren geleden. Spr.
vraagt, waarom het zoo lang heeft geduurd eer deze regeling
tot stand is gekomen.
De heer CERUTTI merkt op, dat uit de stukken niet
blijkt, waarom tot die buitensporige verhooging wordt over
gegaan.
De VOORZITTER zegt, dat de voorgestelde regeling
het resultaat is van zeer langdurige onderhandelingen, waarbij
wijzigingen een rol hebben gespeeld, die onzerzijds niet
werden gewenscht. Er was voor ons geenerlei reden voor
contractswijziging, derhalve ook niet voor spoed ten deze.
De lange duur dezer onderhandelingen valt op zich zelf niet
te betreuren, daar de gemeente ten slotte gedaan heeft ge
kregen, hetgeen zij wenschte. Door de wisseling van de
waarde van het geld is het bedrag van f500. dat 20 jaar
geleden voor de vergunning werd geëischt, te weinig ge
worden en is het billijk, dit op f 1000.— te brengen met
terngwerkende kracht tot 1 Januari 1921, omdat de onder
handelingen van toen dateeren.