132 27 MAART 1924. voorzitterschap. Spr. wil er in dit verband op wijzen, dat men naast goede ook minder goede raadsleden heeft. De omstandigheden kunnen er toe leiden, dat een zoodanig raadslid tot commissielid wordt gekozen. Een andere waar nemende voorzitter zou dan wenschelijk zijn. Spr. is dan ook tegen dat deel van het voorstel van den heer Van L u ij t e 1 a a r, hetwelk de vervanging van den voorzitter regelt en geeft den heer Van Luijtelaar in overweging dit terug te nemen. Door den heer VAN LUIJTELAAR wordt aan die uit- noodiging voldaan. De VOORZITTER vraagt, of de Raad het overblijvende deel van het voorstel-Van Luijtelaar wenscht te aan vaarden, zoo ja, dan zal dit in het artikel worden ingelascht. Spr. geeft echter in overweging, daaraan de bepaling toe te voegen, dat bij beëindiging van het raadslidmaatschap tevens het lidmaatschap der commissie ophoudt. De heer CERUTTI acht de wijziging in strijd met de slotbepaling van de eerste alinea van het artikel, n.l. dat de verschillende vakken, welke aan de dagschool worden onder wezen, zooveel mogelijk in de commissie vertegenwoordiging vinden. Spr. wijst er op, dat het misschien moeilijk zal zijn raadsleden te vinden, die aan dien eisch voldoen. De VOORZITTER: Daartegenover staat, dat men te beschikken heeft over 10 zetels. Zonder verdere bedenkingen worden dit artikel en de artikelen 3, 4, 5 en 6 met inachtneming van de door den Voorzitter aangegeven wijzigingen, goedgekeurd en vastgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 132