134
27 MAART 1924.
De VOORZITTER verzoekt den leden, zich te bepalen
tot de commissie, waarover in dit voorstel sprake is; het
betreft hier geen commissie van bijstand.
De heer CERUTTI vindt het argument van den heer
Feb er niet juist. Immers, bij staking van stemmen spreekt
de voorzitter toch ook zijn meening uit. Spr. noemt de be
strijding van den heer Feber dan ook zwak. Ook de op
merking van den heer Haaiman gaat niet op, want de
heer Feber heeft juist beweerd, dat de wethouder zich in
de commissie niet over de te behandelen zaak moet uitlaten.
Spr. ziet niet in, waarom de voorzitter wèl zijn stem moet
uitbrengen in geval van staking van stemmen en in andere
gevallen niet.
De VOORZITTER acht het wenschelijk, dat de voor
zitter niet bij de stemming betrokken wordt, behalve in geval
van staking van stemmen, ten einde een advies te kunnen
uitbrengen, dat van de commissie uitgaat. Spr. is er voor,
om het artikel ongewijzigd te laten.
De heer NEVE vraagt, of er veel bezwaar tegen zou
zijn om een oneven ledental te bepalen.
De VOORZITTER: Daarmede is men er nog niet, want
het geval kan zich voordoen, dat niet alle leden opkomen.
De heer CERUTTI wenscht op dit punt een interpretatie
uit te lokken.
De VOORZITTER noodigt den heer Cerutti uit, dien
aangaande een motie in te dienen.
De heer CERUTTI verklaart anders geen fabrikant van
moties te zijnhij wil echter thans een uitzondering op den
regel maken en dient de volgende motie in