27 MAART 1924. 143 een kleine stadde concurrentie van de tram tegen de auto bussen zal op den duur niet vol te houden zijn. Spr. beroept zich in dit verband op de ervaring, welke men met de autobus als vervoermiddel in Londen heeft opgedaan. Het is zijn vaste overtuiging, dat men er goed aan zal doen, om het trambedrijf zoo gauw mogelijk stop te zetten, want er mede voortgaan, beteekent verder sukkelen en maakt den schadepost voor de gemeente nog maar grooter. Men mag dezen gang van zaken betreuren, doch men staat nu eenmaal voor het feit; het financieel belang moet toch gaan boven de liefde voor de tram. jammer is het, dat het trampersoneel de dupe van de historie wordt, doch met een goede wacht geldregeling zal ook in deze veel te bereiken zijn. De heer SPEYART VAN WOERDEN vraagt aanhou ding van dit punt. Spr. heeft getracht van deze zaak een behoorlijke studie te maken, doch dat is hem in den korten tijd, dat de stukken ter visie hebben gelegen, niet mogen gelukken. Spr. verzoekt hem daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen en tevens den leden een afschrift van het rapport- F e b e r toe te zenden. De VOORZITTER zegt, dat het rapport niet is gemul tipliceerd met het oog op de kosten. Spr. vindt de zaak op zich zelf niet zoo ingewikkeld, al geeft hij toe, dat het eenigen tijd kost, zich in het gedocumenteerde rapport in te werken. Spr. betwijfelt sterk, of uitstel in deze wel gewenscht is, daar de bestratingswerken in de Willemstraat en even- tueele vernieuwing van het contract betreffende de levering van paarden-tractie hiermede in verband staan. Wanneer de Raad echter de verantwoordelijkheid voor verder uitstel op zich wil nemen, staat hem dit natuurlijk vrij, doch Bur gemeester en Wethouders zullen dat ongaarne zien. De heer CERUTTI zal het voorstel van den heer Speyart van Woerden ondersteunen, omdat het hier zoon belangrijk stuk als het rapport-Feber betreft. De

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 143