144 27 MAART 1924. zaak behoeft niet zoo lang te worden aangehouden; zij kan in de eerstvolgende vergadering behandeld worden. Men kan niet volstaan met het rapport even door te lezen. Ook Spr. verzoekt den leden een afschrift ervan thuis te zenden, alsmede aan de plaatselijke pers in haar geheel. Den heer FEBER zou het inderdaad zeer spijten, indien de Raad andermaal tot uitstel besloot. Spr. beroept zich op de tramcommissie, welke toch een adviseerend college is; zij is eenparig van oordeel, dat het trambedrijf moet worden voortgezet. Verder uitstel zal een vertraging geven van minstens een week of zes in de uitvoering der bestratings- werken in de Willemstraat en het Stationsplein. Spr. dringt op een directe behandeling aan; hij acht de zaak urgent. De heer VAN LL1IJTELAAR zal eveneens het voorstel van den heer Speyart van Woerden steunen; ook Spr. is het niet kunnen gelukken voldoende kennis van het rapport te nemen. De heer KLUFT sluit zich bij den vorigen Spr. aan. Spr. wijst er op, dat het uitstel niet van zoo langen duur behoeft te zijn; acht dagen is voldoende. De VOORZITTER vindt het jammer, dat men heden geen beslissing wil nemen. Spr. was namelijk voornemens den Raad in de volgende week bijeen te roepen ter behan deling van de gemeente-begrooting voor 1924 en nu acht hij het minder wenschelijk daaraan een wellicht wijdloopige behandeling van deze zaak vast te knoopen. De heer HORNIX wijst er op, dat het reeds de tweede maal zou zijn, dat de behandeling van deze zaak zou worden aangehouden en dat iederen dag uitstel de gemeente geld kost. Spr. kan derhalve alleen dan met verder uitstel mede gaan, indien alle werkzaamheden aan de lijn gedurende dien tijd worden stopgezet.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 144