27 MAART 1924.
145
De VOORZITTER merkt op, dat zich bij het distribueeren
van het rapport moeilijkheden kunnen voordoen met betrekking
tot de bijbehoorende staten en grafische voorstellingen.
De heer ZIJLMANS vindt, dat, wanneer er verschillende
leden zijn, die niet voldoende kennis hebben kunnen nemen
van het rapport, men aan hun verzoek tegemoet dient te
komen. Spr. is van meening, dat de proefritten met den
omgebouwden tramwagen intusschen kunnen doorgaan.
De heer SPEYART VAN WOERDEN merkt op, dat
het bij dit voorstel eigenlijk gaat om het voortbestaan van
het trambedrijf. Dit is dan ook een geheel nieuw voorstel
en moet dus niet worden beschouwd als een voortzetting
van het voorstel, dat op 22 Februari j. 1. van de agenda is
afgevoerd; men kan derhalve niet spreken van „andermaal
uitstellen".
De VOORZITTER: Toch wel; dit is hetzelfde voorstel
als dat van 22 Februari j. 1., alleen is het uitvoeriger toe
gelicht.
De heer SCHRAUWEN zou niet weten, waar de tram
op het Stationsplein zou moeten keeren, indien men de
proef alvast ging nemen, zooals de heer Zijl mans wil.
De heer COHEN is aangezien verschillende leden
niet voldoende kennis hebben kunnen nemen van de stukken
er voor, om de behandeling van deze zaak acht dagen uit
te stellen.
De heer SPEYART VAN WOERDENAcht dagen na
de ontvangst van het afschrift van het rapport!
Het voorstel van den heer Speyart van Woerden,
tot uitstel van behandeling, wordt daarop in stemming
gebracht en aangenomen met 12 tegen 7 stemmen.