152 27 MAART 1924. voerige onderhandelingen over deze kwesties met de Regee ring is getreden. Men behoeft slechts het weekorgaan der Vereeniging van 22 Februai j. 1. op te slaan. Het lijkt Spr. dus onjuist, een vereeniging, die uit zich zelf reeds het groote belang van deze aangelegenheid voor de gemeenten heeft ingezien, op die belangrijkheid te gaan wijzen, als ware men geheel niet van haar stappen op de hoogte. De heer HAALMAN wil, hoewel de Voorzitter zijn motie reeds zoo ongeveer naar de prullemand heeft verwezen, toch een enkel woord daarover zeggen. Waarom heeft Spr. zijn motie in dezen vorm ingekleed? Omdat hij de zaak, waarom het hier gaat, niet wilde brengen in deze sfeer. Spr. is n. 1. van meening, dat zij niet vertroebeld mag worden door politiek en daarom ook wendt zich deze motie tot een neu traal lichaam. Spr. vreest niet, dat de Raad zich door aan neming van deze motie belachelijk zal maken, integendeel de Vereeniging kan daardoor slechts versterkt worden in haar streven. Trouwens, Breda zou in deze niet alleen staan o. a. heeft de Raad van Cnschede op advies van den Bur gemeester dier gemeente, den heer Edo Bergsma, nog onlangs een dergelijke motie aangenomen, omdat er zeer groote gemeentelijke belangen op net spel staan. De VOORZITTER gelooft niet, dat dit juist is. Het zal wel gebeurd zijn vóór de Vereeniging in kwestie haar adres aan de Regeering had gezonden of in anderen vorm. De heer HAALMAN Het is nog verleden week geschied. Voortgaande zegt Spr. wel te weten, dat hij niet alle punten, welke in het wetvoorstel worden genoemd, in zijn motie heeft opgenomen; hij vond dat niet noodig en heeft slechts gewezen op de twee voornaamste punten. Ieder zal toch moeten toegeven, dat de gemeente niet lijdelijk kan blijven toezien, want, wanneer de toelatingsleeftijd wordt verhoogd en het 7de leerjaar wordt afgeschaft, dan zal zulks de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 152