27 MAART 1924.
153
gemeente zware flnancieele offers kosten. Tegen de 2de
alinea van zijn motie kan dus geen bezwaar bestaan. De
bestrijding van Spr.'s motie door den Voorzitter is hem
geweldig tegengevallen; Spr. had van de zijde van het
College instemming denken te vinden. Spr. zal zijn motie
handhaven en verzoekt een uitspraak van den Raad.
De VOORZITTER zegt, dat zijn bestrijding niet zoozeer
ging over den inhoud van de motie, doch over het feit,
dat de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten zich al
reeds tot de Regeering heeft gewend. Overigens wil het
Spr. voorkomen, dat men een dergelijke aangelegenheid
slechts kan behandelen met volkomen kennis van zaken. En
wanneer men nu ziet met welk een ernst en kennis van
zaken de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten deze
aangelegenheid behandelt, dan gaat het niet aan om die
Vereeniging nog eens op de belangrijkheid van deze kwestie
te gaan wijzen. Spr. is er dan ook van overtuigd, dat,
wanneer de heer Haaiman dit had geweten, hij deze motie
niet zou hebben ingediend.
De heer HAALMAN wil zijn motie wijzigen in een
adhaesie-betuiging aan het adres der Vereeniging van Neder
landsche Gemeenten.
De VOORZITTER merkt op, dat de Raad geen adhaesie
kan betuigen aan een adres, waarvan hij den inhoud niet
kent. Het is wenschelijk, dat de leden daarvan eerst kennis
nemen. Spr. zal een en ander ter visie doen leggen in de
leeskamer.
De heer COHEN vraagt, of het misschien niet mogelijk
is, de strekking van dat adres mede te deelen, dan zou de
Raad wellicht nog heden kunnen beslissen.
De VOORZITTER antwoordt, dat hij er zich niet toe