154 27 MAART 1924. in staat acht om dit langademig adres hier voor te lezen, terwijl hij het aan den anderen kant niet wenschelijk vindt om er enkele passages uit te lichten. Ten slotte is het z. i. niet de zaak van den Raad om zich met allerlei wetsont werpen in te laten, waarvan zij een expresselijke studie zoude hebben te maken. De heer VAN LUIJTELAAR is het met de laatste woorden van den Voorzitter in het algemeen wel eens, doch, wanneer men bedenkt, dat bij verhooging van den toelatingsleeftijd in het ongunstigste geval een kind van 7 jaar en 5 maanden nog niet naar school mag gaan en het niet vóór het 14de levensjaar de school verlaten kan hebben, dan zal men toch moeten toegeven, dat het belang van de gemeente mede brengt, dat zij zich met deze aangelegenheid inlaat. Spr. heeft zooeven gehoord, dat de Vereeniging van Neder- landsche Gemeenten reeds stappen in die richting heeft gedaan en verzoekt de desbetreffende bescheiden ter visie te leggen, opdat de Raad van een en ander kennis kan nemen, alvorens in deze te beslissen. De heer HAALMAN zal een gewijzigde motie indienen. Hiermede zijn de besprekingen over deze aange legenheid geëindigd. 26. Schrijven van het raadslid P. Haaiman, luidende als volgt: „Hierbij heb ik de eer Uwen Raad het navolgende mede „te deelen. „Door mij werd den 3den Maart j. 1. onderstaande vraag „aan den heer Burgemeester gesteld „Is U bereid de beweegredenen mede te deelen, die U „hebben geleid toestemming te weigeren van de door de „Vereeniging „Bonus Eventus" aangevraagde rijjool met „muziek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 154