27 MAART 1924.
155
„Waarop ik het antwoord ontving, dat U hieronder
„gelieve aan te treffen
„In antwoord op Uw schrijven van 3 dezer in zake
„weigering van toestemming tot het houden der rijjool op
„4 dezer, heb ik de eer U mede te deelen, dat deze weigering
„is geschied op gronden ontleend aan de openbare orde.''
„Daar dit antwoord kwalijk als zoodanig kan worden
„beschouwd, heb ik de eer de navolgende motie bij Uwen
„Raad in te dienen
„De Raad der gemeente Breda, kennis genomen hebbende
„van het antwoord door den heer Burgemeester gegeven
„op de vraag van zijn medelid P. Haaiman, naar aanleiding
„van de weigering aan de Vereeniging „Bonus Eventus"
„van toestemming voor een rijjool met muziek op den 4den
„Maart j. 1., verklaart deze weigering ten zeerste te betreuren
„en gaat over tot de orde van den dag."
De heer HAALMAN acht nadere toelichting van zijn
motie niet noodig.
De heer HORNIX is het in deze eens met den heer
Haaiman. De Voorzitter heeft hier onlangs zelf' gecon
stateerd, dat openbare feesten in Breda altijd ordelijk ver-
loopen. Ook de Commissaris van Politie heeft indertijd in
zijn rapport, betreffende het Carnaval, verklaard, dat gedurende
de carnavalsdagen geen wanordelijkheden plaats grepen. De
ordelievendheid der Bredasche burgerij is dan ook welbekend.
Spr. heeft zich daarom met verwondering afgevraagd, hoe
het nu mogelijk is geweest om zoo n onschuldig vermaak
als deze rijjool te verbieden, omdat de openbare orde daardoor
verstoord zou kunnen worden. De menschen willen nu een
maal op carnavalsdagen iets bijzonders hebben. En, daar
niet iedereen in de gelegenheid is om gedurende die dagen
naar Nizza of Brussel te gaan, zoekt men hier zijn vermaak
in café's, bals en optochten. De voorgenomen rijjool van
de Vereeniging „Bonus Eventus" beloofde werkelijk iets