168
4 APRIL 1924.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den
Raad, dat de Voorzitter deze commissieleden zal
aanwijzen, worden door hem als zoodanig benoemd
de heeren Elich, Appelboom en Haaiman.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe
kenning van vergoedingen aan bijzondere schoolbesturen
overeenkomstig art. 100 der L. O.-wet over de jaren 1921
en 1922.
De heer VAN LUIJTELAAR zegt, dat dit prae-advies
in het begin van deze week niet in de leeskamer aanwezig
was; hij heeft het eerst gisteravond bij zijn thuiskomst aan
getroffen. Spr. heeft derhalve weinig gelegenheid gehad om
deze zaak te bestudeeren, doch heeft geen bezwaar tegen
een directe behandeling.
De heer NEVE maakt bezwaar tegen een behandeling
op heden.
De heer SPEYART VAN WOERDEN herinnert er aan,
dat hij al eens meer heeft gezegd, dat, wanneer de stukken
ter visie liggen, het dan ook gewenscht is, dat zij in de
leeskamer aanwezig zijn.
De VOORZITTER antwoordt, dat het wel eens kan
voorkomen, dat zich bij de voorbereiding van de raads
stukken op het laatste moment nog moeilijkheden voordoen,
waardoor zij niet op tijd ter visie kunnen worden gelegd.
Spr. heeft geen bezwaar om de behandeling van deze zaak
tot een volgende vergadering aan te houden en houdt zich
intusschen aanbevolen voor het tijdig kenbaar maken van
bezwaren tegen dit voorstel, opdat, zoo die tot wijzigingen
nopen, deze wijzigingen daarin kunnen worden aangebracht.
Alsnu wordt besloten de behandeling van dit punt
aan te houden.