4 APRIL 1924.
179
„tevens gegevens aangetroffen betreffende viering van Aller
heiligen in deze plaatsen, terwijl ook omtrent den 1 Mei-
„dag, in bedoelde raadsvergadering eveneens ter sprake
„gebracht, inlichtingen zijn opgenomen.
„Het komt ons voor, dat er ook in bedoelde gegevens
„geen aanleiding kan worden gevonden in de gemeente
„Breda den Goeden Vrijdag onder de werkvrije dagen van
„art. 22 van het Werkliedenreglement op te nemen, weshalve
„wij U in overweging geven, het voorstel van den heer
„Zijlmans niet te aanvaarden.
„Wel ligt het in ons voornemen, degenen die zulks wen-
„schen en verzoeken in de gelegenheid te stellen de morgen-
„godsdienstoefeningen bij te wonen, zonder dat zij daarvan
„geldelijk nadeel ondervinden."
De heer ZIJLMANS heeft met groote waardeering kennis
genomen van dit prae-advies. Spr. zal dan ook gaarne
medegaan met het ruime standpunt, dat Burgemeester en
Wethouders in deze hebben ingenomen. Alleen zou Spr. in
verband hiermede een opmerking willen maken over het
houden van markt op Goeden Vrijdag. Spr. zou n. 1. gaarne
willen, dat voor dit geval de markt op een anderen dag
werd gehouden of indien zulks veel 'Bezwaar oplevert, dat
de markt dien dag naar een andere plaats werd overgebracht,
b. v. naar het Van Coothplein, hetgeen immers ook gedu
rende de kermisweek geschiedt. Voor vele Protestanten is
het houden van markt op dien dag hinderlijk en zelfs eenigs-
zins aanstootelijk.
De heer COHEN kan zich aansluiten bij het door den
heer Z ij 1 m a n s gesprokene, voor zoover het den Goeden
Vrijdag betreft. Het spijt Spr. echter, dat Burgemeester en
Wethouders hen, die zulks wenschen, niet in de gelegenheid
stellen om den 1 Mei-dag te vieren. Spr. had verwacht, dat
Burgemeester en Wethouders ten deze een ruimer standpunt
zouden innemen, vooral, omdat zij aan de wenschen van