194
4 APRIL 1924.
op 11 December j.l. genomen toen f 3500.werd gevoteerd;
op 11 December voteerden wij slechts een proef; ik zal
dit straks nader aantoonen. Met het aannemen van dit
voorstel voteeren wij een motortrambedrijf dat geen enkele
reden zal hebben om nog langer het epitheton ornans
„tijdelijk" te voeren.
Op blz. 6 der nota-F eb er lees ik„Inderdaad een goede
oplossing van het tramvraagstuk is uiterst moeilijk." Dit
zegt de heer Feb er, die als geen ander in de tramkwestie
ingewerkt is. En over deze moeilijke materie verstrekte hij
den Raad een gansch dossier met grafische voorstellingen,
berekeningen en exposé's ter doorwerking. Vrijdagavond
bereikte ons de agenda, Zaterdag, II hebt het ook van den
heer Haaiman kunnen vernemen, was het dossier niet in
de leeskamer, zoodat ten slotte den Raad 3 dagen geschonken
werden om zich in deze materie in te werken. Ik heb het
dan ook betreurd, dat mijn voorstel, om een week uitstel,
alleen ingegeven door het verlangen om te trachten eenigszins
door te dringen in deze, zelfs voor een insider „uiterst
moeilijke materie", bij het College zoo sterke bestrijding
vond. Hoeveel tijd meent het College dan dat een raadslid
noodig heeft om over deze „uiterst moeilijke materie" een
oordeel te vellen? Men kan toch ook bezwaarlijk de tram
kwestie in studie nemen alvorens men de juiste strekking
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders kent.
Intusschen past na deze ontboezeming een woord van
dank voor de' ruime wijze, waarop Burgemeester en Wet
houders zijn tegemoetgekomen aan het verzoek om toezending
der stukken dit heeft de bestudeering zeer vergemakkelijkt.
Mijnheer de Voorzitter, in het verleden ligt het heden,
in het nu wat worden zal.
Het zij mij vergund ter beoordeeling van het heden even
in het verleden terug te gaan.
Ik ga dan even terug tot 1913. De concessie aan de
tram Breda-Mastbosch werd toen verlengd tot 1 Januari
1920. Concessionarisse werd bij die gelegenheid verplicht