4 APRIL 1924. 195 aan de gemeente over te doen en de gemeente nam op zich om te aanvaarden tegen bij de concessie vastgestelde vergoeding, terrein met remise en rollend materieel (12 wagens). In het betreffend prae-advies zeggen Burgemeester en Wethouders„wij wijzen er nadrukkelijk op, dat door deze „overname in geen enkel opzicht wordt gepraejudicieerd „omtrent eigen exploitatie bij het einde der concessie of „omtrent opdracht van exploitatie aan eene andere Maat schappij. In het laatste geval kan bij de concessievoor- „waarden worden bepaald, dat de nieuwe concessionaris „het door de gemeente overgenomene in eigendom heeft te „aanvaarden." Aan de Ginnekentram en het busje naar Princenhage werden eveneens concessies verleend tot uiterlijk 1 Januari 1920. 1 Januari 1920 naderde en op 12 December 1919 deden Burgemeester en Wethouders den Raad eene nota toekomen, die een overzicht over het tramvraagstuk geeft. „In den zomer van het jaar 1919 kwamen mededeelingen „tot ons van Breda-Mastbosch en Breda-Ginneken, dat op „verlenging der concessie geen prijs werd gesteld. „Wijl het tramvraagstuk hierdoor een geheel ander stadium „is ingetreden en het in onze bedoeling ligt na 1 Januari „1920 het tramverkeer op beperkten voet in stand te houden, „hebben wij den concessionarissen gevraagd op welke voor gaarden zij bereid waren hunne lijnen met toebehooren „aan onze gemeente over te doen. Breda-Mastbosch vraagt voor alle rails f 26500.Wij „boden f 16023.15. Wegens geopperde bedenkingen ver hoogden wij ons bod tot 18500.uit overweging, dat „de rails nog enkele jaren dienst zouden kunnen doen en „dus niel geheel gelijk te stellen zijn mei oud ijzer. De „Maatschappij blijft echter f 26500.eischen. „De Maatschappij Station-Boschstraat-Ginneken vraagt „voor de lijn Breda-Narkl tot Markl-Ginneken 19.500.—

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 195