204
4 APRIL 1924.
is een oplossing te geven betreffende het vraagstuk van de
autobussen en het tramverkeer. Die f 8500.vragen wij U
voor een proef, waarbij de ondervinding ermede op te doen,
de beslissing omtrent de denkbeelden o. m. door den heer
Haaiman geuit zal vergemakkelijken. En als die proef niet
goed uitvalt, Mijnheer de Voorzitter, en dit zal toch na
verloop van een aantal maanden zijn beslist, dan is: le
f 8500.— onnoodig uitgegeven en 2e wanneer van een tram
zou worden afgezien, de Willemstraat voor de verdere
toekomst met een onnutte rail ontsierd. Is het dan absoluut
onmogelijk om met de bestrating op het resultaat der proef
te wachten?
Van de rails in de Willemstraat kom ik tot het verdere
railspoor,
Ik heb straks reeds aangetoond, dat wij, gezien het voor
stel van Burgemeester en Wethouders van 11 December
en de nota van den heer Fe ber van 17 November mochten
verwachten, dat voor de proef geen kosten aan de lijn
zouden behoeven te worden gemaakt. Wat mogen wij nu
van het railspoor verwachten? Mijnheer de Voorzitter, dit
is een vraag, die vele burgers zich met ongerustheid stellen.
Is daar reden toe? Mijnheer de Voorzitter, ik neem als
uitgangspunt de samenstelling van het railspoor in de Wil
lemstraat, te leggen in beton en bestaande uit rails van
zwaar profiel, te leggen op straatstoelen, bonken ijzer, die
het een lust is te zien, met dwarsliggers enz. Wij hebben
thans lichte rails in zand, zonder bill's. Wat zegt de heer
Feber daarvan: blz. 4 rapport: „Het is bij het overnemen
„der weg geenszins aan de aandacht van het gemeente-
„bestuur ontgaan, dat de toestand van den weg veel te
„wenschen overliet." (dit met het oog op een paardentram-
bedrijf). De heer Feber is dan ook volstrekt niet gerust
op den weg. Ik verwijs daarom naar de nota van 17 No
vember: „Alvorens onze tramwagens gedeeltelijk te doen
„ombouwen tot motorwagens acht ik, gelet op den toestand
„van onze lijnen een proefneming onvermijdelijk ook zelfs