4 APRIL 1924. 209 Een goed deel van het bedrijfskapitaal zal verloren gaan le omdat de opbrengst der rails de kosten van opbreking niet dekt. Ik stel daar tegenover: Uw oud ijzer van 1919 zal toch spoedig opgebroken moeten worden. Dit kapitaal is toch reeds weg. De heer Feb er zegt: het in minder goeden staat zijnd rollend materiaal zal weinig koopers vinden. Ik stel daar tegenover: hoe kan dit materieel in slechten staat verkeeren, waar v niettegenstaande het voor zoo luttele bedragen is aangekocht, 12 wagens voor f 6000 en 6 wagens voor f 1950 toch uit de rekeningen blijkt, dat f 15000 is uitgegeven voor herstel der wagens? De gebouwen hebben weinig meer dan sloopwaarde. Ik stel daar tegen onoverDe Directie van R. A. P. zal gaarne de beschikking krijgen over de remise voor haar autobussen- bedrijf de Directie deelde mij dit mee. Het personeel zal moeten worden ontslagen, wat aan de gemeentekas een offer zal vragen. Ik zeg daartegenover: Ik acht het billijk, dat het personeel voor zoover een autobussenbedrijf bij uitbreiding het niet overneemt en wat ik omtrent de salarissen vernam gaf mij de overtuiging, dat het personeel !er dan niet op achteruit zou gaan eenige tegemoetkoming, ik gebruik opzettelijk niet het woord schadeloosstelling, ontvangt. Doch bij de vaststelling van dat bedrag zal steeds onder de oogen moeten worden gezien, dat deze personen slechts tijdelijk zijn aangesteld en telkens zijn zij aan hun tijdelijke positie herinnerd, niet het minst in 1921 bij de loonmotie, toen telkens van opheffing van het bedrijf sprake was. Zij, die afkeerig staan tegenover autobussen, zullen worden gedupeerd. Mijnheer de Voorzitter, weet ge, dat in de maand Februari 40.000 personen door R. A. P. vervoerd werden tegen 36.000 door de gemeentetram? En dan komt de heer Feb er met het schrikbeeld van zwaarder type wagens, die dreunen, stof opjagen en modder spatten. Zullen deze meer stof opjagen en modder spatten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 209