4 APRIL 1924.
211
zij bereid waren het vervoer op zich te nemen en waar
borgen te geven voor continuïteit? Zal dit eerst gebeuren
als de motortramproef mislukt en R. A. P. door het voor
schrijven van ongunstige routes, om het eigen trambedrijf
op te voeren, van een bloeiend bedrijf tot een kwijnend is
teruggebracht of zal dan gezegd worden „Ziet ge wel, dat
het geen levensvatbaarheid heeft?" Ik herhaal: ik betreur,
dat Burgemeester en Wethouders het verkeersvraagstuk,
ondanks de nota-Haaiman, van slechts één kant hebben
bezien en zelfs niet eens overleg met R. A. P. gepleegd
hebben. Blijven Burgemeester en Wethouders er dan onver
schillig tegenover, dat in één maand 40.000, in December,
Januari, Februari, 116.000 menschen zich door die onder
neming lieten vervoeren, een getal, dat doet verwachten,
dat bij een exploitatie over een jaar de 500.000 ver zou
worden overschreden, wanneer het op dezelfde wijze naast
de tram voortbestond
Neen, Mijnheer de Voorzitter, wanneer een oogenblik
gunstig is om het trambedrijf op te heffen, is het thans,
thans nu binnen 3 weken het paardentractiecontract afloopt,
nu wij nog f 50.000 van afschrijvingen in kas hebben, die
in 1926 in mindering op onze schulden zouden kunnen
worden gebracht, thans nu een bloeiende, populaire onder
neming daar staat om de gemeente de gelegenheid te geven
zich te ontlasten van een noodlijdend bedrijf, van een tijde
lijk bedrijf, dat zij nooit zou hebben opgevat, dat zij nooit
zou hebben gedreven als in 1920 de beide particuliere tram
weg-maatschappijen door de autobussen waren vermoord,
gerust omdat zij dan geacht zou hebben, dat in het verkeer
afdoende door die autobussen was voorzien.
De VOORZITTER zegt, dat hij zooeven verzuimd heeft
mededeeling te doen van een aantal ingekomen adressen
resp. van inwoners van Breda, bewoners van de Baronielaan
en omgeving en inwoners van Ginneken, alle adhaesiebe-
tuigende aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders.