4 APRIL 1924. 215 straten van Breda, de verkeersbelemmering, die tram heet op te ruimen en het meer moderne en goedkooper vervoer middel de autobus in exploitatie te nemen of onder strenge controle over te laten aan 't particulier initiatief? Mijnheer de Voorzitter, ik voorzie groote uitgaven, die in de toekomst zullen blijken weinig rendabel te zijn en ik sluit me geheel aan bij 't uitnemend betoog van den heer Speyart van Woerden en ook bij 't gesprokene door den heer Appelboom en zal tegen 't voorstel van Burge meester en Wethouders stemmen. De heer CERUTTI zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Verschillende sprekers hebben het reeds gereleveerd, dat de Gemeenteraad op 11 December 1923 zonder hoofdelijke stemming, dat is dus met algemeene stemmen, besloot goed keuring te verleenen aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het toestaan van een crediet voor het nemen van een proef met den ombouw van een der bestaande tramwagens, tot benzine-motorwagen met toepassing van het éénmanswagensysteem. Dat voorstel ging vergezeld van een uitgewerkt rapport van de tramcommissie, in welk rapport o. m. staat vermeld „dat de toestand van onze lijn geen beletsel zal zijn voor „het gebruik van lichte benzine-motorwagens, wel zullen „meerdere wissels moeten vernieuwd worden, doch hieraan „is, zelfs in de naaste toekomst evenmin te ontkomen, indien „de paardentractie zou bestendigd blijven." Uit deze toelichting blijkt dus, dat de raadsleden, die nu de exceptie opwerpen, dat zij van meening waren, dat men met het toegestaan bedrag voor den ombouw eraf zou zijn, gefaald hebben, want bij gebruik van sommige rails en wissels, welke nauwlijks voor paardentractie voldoende zijn, zou die proef niet genomen kunnen worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 215