4 APRIL 1924.
217
stuk, geïnsinueerd werd, dat het tramwegvoorstel een stok
paardje was van Wethouder Feber, die zijn zin tracht
door te drijven ten koste van de belastingschuldigen.
Zie, Mijnheer de Voorzitter, zóó wordt het publiek ver
keerd ingelicht.
De heer ZIJLMANS is van oordeel, dat de heer Moll
de zaak zeer juist heeft uiteengezet. In de vergadering van
11 December j. 1. is besloten een crediet te verleenen voor
ombouw van een tramwagen en het aanbrengen van een
lus of draaischijf op het Stationsplein en in dezelfde ver
gadering heeft Spr. toen reeds de aandacht gevestigd op de
moeilijkheden, welke hierdoor konden rijzen in verband met
de voorgenomen bestrating van het Stationsplein en de
Willemstraat met asphalt-blocs. De heer Speyart van
W o e r d e n heeft dan ook zeer terecht opgemerkt, dat het
beter is met die bestrating nog maar wat te wachten. Spr.
heeft uit den geheelen loop van zaken den indruk gekregen,
dat de Raad, toen hij indertijd werd gesteld voor de keuze
van het nemen van een proef met den ombouw van een
tramwagen, niet Voldoende is voorgelicht, ja, zelfs eenigszins
misleid is geworden. Immers, toen werd gezegd, dat die
proefneming f3500 zou kosten en thans komen Burgemeester
en Wethouders met een voorstel tot het verleenen van een
aanvullingscrediet van f 15000. Hoe het echter zij, men zit
in de tramkwestie en men dient er een oplossing voor te
vinden. Want ofschoon het trambedrijf de gemeente reeds
enorm veel geld heeft gekost, gaat het toch niet aan het
zonder meer maar op te doeken. Het gaat dan ook volgens
Spr. op het oogenblik over de vraagmet welke minimum-
kosten kunnen wij het nemen van een goede proef bereiken
En te dien aanzien sluit Spr. zich volkomen aan bij het
betoog van den heer Moll. Wanneer alleen de wissels ver
nieuwd worden, dan behoeft de proef geen f 15000 te kosten
of eigenlijk f 18500 volgens het rapport-F e b e r. Met wat
goeden wil is zij zonder die groote kosten best uit te voeren.