220 4 APRIL 1924. Verder zou Spr. aan den heer F eb er willen vragen, hoe hij zich het tarief voorsteltimmers het huidige sectie-stelsel zal met het eenmans-systeem niet meer houdbaar zijn. Het antwoord op deze vraag is van overwegend belang voor de exploitatie-rekening. Een tweede kwestie is het aantal wagens, dat zal worden omgebouwdhet groote belang van die vraag is reeds door den heer van Luijtelaar aange toond. Dan, kunnen aanhangwagens worden meegevoerd? Want men vergete niet, dat het groote aantal passagiers, waarop de Wethouder rekent, toch in hoofdzaak is geba seerd op het extra-vervoer gedurende de zomermaanden. Spr. zal gaarne antwoord op deze vragen ontvangen. Vervolgens constateert Spr., dat in den loop van het debat zeer rake dingen zijn gezegd. Toch hebben de beide redevoeringen van de heeren Appelboom en Speyart van Woerden Spr. onbevredigd gelaten, want beiden hebben verzuimd daarin te vermelden, wat er dan wel voor het trambedrijf in de plaats moet komen. Spr. meent uit de overigens zeer goed gedocumenteerde rede van den heer Speyart van Woerden te mogen afleiden, dat deze het verkeersvraagstuk ter oplossing wenscht over te laten aan het particulier initiatief. Een dergelijke oplossing moet Spr. echter ten zeerste ontraden. Want, het zou nog wel de vraag zijn, of particulieren onder de zeer strenge voorwaarden, welke dan van gemeentewege zouden moeten worden vast gesteld, genegen zouden zijn te rijden. Immers, zij doen dat om een billijke winst te behalen en wanneer zij daarin slagen, dan moet de gemeente dat ook kunnen. Gemeentelijke ex ploitatie staat bij Spr. steeds voorop. Mocht dan ook de proef onverhoopt niet slagen, dan staat voor hem nog niet vast, dat het trambedrijf zou moeten worden opgeheven, al blijft hij van meening, dat de autobus het vervoermiddel der toekomst is. Deswege beschouwt hij de oplossing in zijn voorstel van 12 November j. 1. aangegeven, als de beste. In dit verband wijst Spr. op Amsterdam, dat, hoewel het een winstgevend trambedrijf heeft, geen enkel stukje tramlijn meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 220