4 APRIL 1924. 221 laat aanleggen. In verschillende plaatsen zoekt men dan ook meer en meer de oplossing van het verkeersvraagstuk in het doen rijden van autobussen. Dit alles neemt echter niet weg, dat Spr. er voor is om de proef loyaal te nemen. Slechts betreurt Spr. het in hooge mate, dat er bij de be handeling van het voorstel, tot het verkenen van een crediet van f 3500 tot ombouw van een tramwagen en het aan brengen van een lus of draaischijfje op het Stationsplein, door Burgemeester en Wethouders niet tegelijkertijd op is gewezen, dat dit gepaard zou gaan met kosten voor de vernieuwing van wissels en verzwaring van de lijn, want dan zouden misschien leden, die nu voor dat voorstel hebben gestemd, er zich tegen hebben verklaard. De heer CERUTTI vraagt het woord voor een persoonlijk feit. De heer Haaiman heeft Spr. verweten, dat hij in de vorige vergadering uit persoonlijke overwegingen tegen diens motie zou hebben gestemd, terwijl hij het in zijn hart daar mede eens was. Spr. erkent, dat hij gaarne had gezien, dat de rijjool was doorgegaan. Hij heeft echter uitsluitend om practische redenen tegen de motie-Haaiman gestemd, het geen hij toen ook duidelijk heeft uiteengezet, den heer Haaiman daarbij in overweging gevende, een voorstel te doen tot wijziging van de algemeene politie-verordening. De heer HAALMAN Ik zal U op uw wenken bedienen De heer SCHRAUWEN verklaart zich voorstander van de voortzetting van het trambedrijf en derhalve van deze proefneming, echter onder de voorwaarden door den heer Moll aangegeven. Want, vraagt Spr., welke waarborgen bieden ons de particuliere autobussen, wanneer het gemeen telijk trambedrijf eenmaal zou zijn opgeheven? Men heeft van die bedrijven nog geen cijfers gezien. Als zij na eenige jaren eens geen dividend meer kunnen uitkeeren, vreest Spr,. dat het gevolg daarvan zal zijn, dat zij bij de gemeente om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 221