4 APRIL 1924. 227 De heer KORTEWEG acht het behoud van de tram voor Breda van groot belang; zooeven heeft men nog kunnen hooren, dat daarmede maandelijks tienduizenden personen vervoerd worden. Vast staat evenwel, dat men met de paardentractie moet breken. Spr. zal zijn stem geven aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders, mits dit wordt gewijzigd in den zin als door Wethouder Moll is aange geven. De heer NEVE zal krachtens zijn beginselen stemmen voor het behoud van het trambedrijf. Spr. vestigt de aandacht op het trampersoneel, dat in geval van opheffing op straat zou komen te staanhij acht dit ook een factor, waarmede rekening moet worden gehouden. Spr. heeft besloten zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te geven, onder voorbehoud, dat naar vermindering van de kosten zal worden gestreefd. De heer BOGMANS wil een enkel woord zeggen, naar aanleiding van de opmerking van den heer Speyart van Woerden, dat bij overname van de lijn Breda-Mastbosch de rails nog 2 jaar en die van de Ginnekensche tram nog eenigen tijd meekonden. Spr. gelooft, dat nu die rails al zoo lang zijn meegegaan, ze in de eerste vijf jaren nog wel niet versleten zullen zijn. Wat Spr.'s motie tot verhooging van de loonen der tramconducteurs betreft, die is indertijd wèl aangenomen. De heer SPEYART VAN WOERDEN verklaart wel te weten, dat Burgemeester en Wethouders, na in 1921 de motie-B o g m a n s te hebben bestreden, het volgend jaar daaraan tegemoet zijn gekomen. De redenen, welke Burge meester en Wethouders destijds tot hun bestrijding hebben geleid, heeft Spr. alleen aangevoerd om den noodlijdenden toestand van het trambedrijf aan te toonen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 227