4 APRIL 1924.
229
bewijzen gestaafd en ik moet dit ook beslist tegen spreken.
Op gevaar af nog eens smalend te moeten hooren, dat ik
sterk ben in het werken met cijfers waarvan het immers
wemelde in mijne nota mag ik toch den Raad niet nog
van enkele cijfers onkundig laten.
De concurrentie der autobussen duurt nu zes maanden.
Over dit tijdvak, alzoo van OctoberApril werden vervoerd
in 1922/1923: 287.065 passagiers en in 1923/1924: 302.735
passagiers. Het vervoer nam dus, ondanks de concurrentie,
in deze 6 maanden nog toe met 15.670 passagiers.
Ik moet er hierbij de aandacht op vestigen, dat dit meerdere
vervoer is veroorzaakt door de tariefswijziging, welke gegolden
heeft over November en December 1923 en Januari 1924.
Zooals bekend, was de prijs per rit van 2 sectiën toen 5 ets.
en van meer dan 2 sectiën 10 ets.
Over deze drie maanden werden gemiddeld per maand
vervoerd 61.571 passagiers, terwijl het gemiddelde vervoer
per maand over Februari en Maart 1924, d.i. dus na invoering
van het uniform-tarief van 10 ets. met verkrijgbaarstelling
van rittenboekjes tegen gereduceerden prijs, slechts 36.200
passagiers heeft bedragen. De ontvangsten waren niettemin
hooger.
Het aantal rittenboekjes, in de maanden Februari en Maart
1924 verkocht, bedraagt 1301, n.l. 275 10 r. boekjes, 903
20 r. boekjes en 123 schoolboekjes.
Mijnheer de Voorzitter, als men nu bedenkt, dat de maanden
Februari en Maart steeds zijn geweest de slapste maanden
van het geheele jaar en men dan nog, ondanks de onge
breidelde concurrentie der autobussen, een vervoer heeft van
gemiddeld 36.200 passagiers per maand, tegen 46.103 over
dezelfde maanden in vorige jaren, dan is het toch niet houdbaar
om hier te spreken van een kindje dat stervende is.
Uit deze cijfers blijkt tevens, dat een groot deel van het
publiek, dat destijds zoo hard heeft geroepen om de tram
terug te hebben, ook werkelijk niet gaarne te tram zou
missen. Ook de 3 ingekomen adressen bewijzen dit voldoende.