238
4 APRIL 1924.
De VOORZITTER zegt, dat de heeren Appelboom
en Speyart geklaagd hebben over het niet beantwoorden
van hun vragen; doch men had van die zijde immers in
eerste instantie reeds verklaard tegen dit voorstel te zullen
stemmen. De heer Appelboom heeft bovendien nog
gezegd het voorstel niet te kunnen steunen, omdat er geen
deskundig onderzoek heeft plaats gehad naar den toestand
van de lijn. Spr. ontkent, dat het Burgemeester en Wethouders
aan deskundige voorlichting heeft ontbroken.
De heer FEBER wil den heer Speyart van Woerden
nog even antwoorden, dat hij wel degelijk heeft uitgerekend
het verschil in mindere ontvangsten door de concurrentie der
autobussenhet is in ronde cijfers f 8000 over 6 maanden.
Spr. is van meening, dat zijn nota heel duidelijk is met
betrekking tot de afschrijving; hij heeft daarbij de gegevens
over 1923 genomen. Den heer Van Luijtelaar antwoordt
Spr., dat over de reparatie nog geen overleg is gepleegd.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen
met 17 tegen 4 stemmen, echter met dien verstande,
dat nog geen nieuwe rails zullen worden gelegd in
de Willemstraat, zoodat de nieuwe bestrating van
het Stationsplein en de Willemstraat voorloopig
uitgesteld wordt.
Voor: mevrouw Neve-Reintjes en de heeren Feber
Kluft, Moll, Pelster, Schrauwen, Cohen, Bog-
mans, Haaiman, Elich, Van Groenendael, Van
Sasse van Ysselt, Neve, Loomans, Cerutti
Korteweg en Zijlmans.
Tegen: de heeren Hornix, Van Luijtelaar, Speyart
van Woerden en Appelboom.