18 JANUARI 1924. 23 „De wet op het lager onderwijs, welke een uitvloeisel is „van de grondwettelijke gelijkstelling van het openbaar met „het bijzonder onderwijs, heeft de strekking in het algemeen „te bepalen, dat met uitzondering van de jaarwedden „van het onderwijzend personeel, welke door het Rijk worden „vergoed de kosten van het openbaar en bijzonder onderwijs „door de gemeenten zullen worden gedragen. „Deze kosten zijn te onderscheiden in kapitaaluitgaven „en exploitatiekosten. „In verband hiermede bepaalt art. 72 en volg. der wet, „dat bij eventueele oprichting of uitbreiding eener bijzondere „school, met inbegrip van de aanschaffing van schoolmeubelen „en leer- en hulpmiddelen, de daarvoor benoodigde gelden „uit de gemeentekas zullen worden verstrekt. „Verder bepaalt art. 101 der wet, dat jaarlijks aan de „bijzondere schoolbesturen zullen worden vergoed de kosten „van instandhouding, waartoe o. m. behooren de kosten „voor het onderhouden van de schoolmeubelen en die voor „het aanschaffen en onderhouden van de schoolboeken, leer middelen en schoolbehoeften. „Waar art. 72 en volg. der wet derhalve voorzien in de „zoogenaamde kapitaaluitgaven, heeft art. 101 blijkbaar „betrekking op de exploitatiekosten der school. „Ter juiste beoordeeling van het onderwerpelijke adres, „moge het volgende onder Uwe aandacht worden gebracht. „De school in de Karrestraat was voorheen eene M. U. L. O. „school met 9 leerjaren. „In verband met de bepalingen der Lager Onderwijswet „werd deze school op 1 Januari 1923 gesplitst in eene school „voor gewoon lager onderwijs (eerste zes leerjaren) en in „eene zoogenaamde kopschool voor uitgebreid lager onderwijs „(volgende drie leerjaren). „In den aard of het karakter der school kwam dus geen „verandering. Immers de drie hoogste leerjaren, welke tot „de vroegere M. U. L. O. school behoorden, werden daarvan „afgescheiden en tot eene afzonderlijke kopschool omgevormd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 23