250
8 APRIL 1924.
Naar mijne meening is aan een vergelijking van de kosten v
per hoofd der bevolking een groote waarde te hechten, te a
meer daar alle omstandigheden er op wijzen, dat Breda met
minder politie kan volstaan dan de meeste andere gemeenten. b
Wat het karakter van de plaats betreft, is Breda een S'
luxe-stadje met betrekkelijk weinig handel en industrie, zulks v
in tegenstelling met b. v. Zaandam. De drukte van het ver- v
keer is hier in Breda dan ook vanzelf sprekend veel minder
en tevens gemakkelijker te leiden dan in een handels- of g
fabrieksstad. De aard der bevolking, zoo ooit dan zal U c
dat met de jubileumfeesten zijn gebleken, laat, in tegenstelling r
met plaatsen, waar opstootjes en vechtpartijen schering en
inslag zijn, een minimale politie-bewaking toe. De aansluiting c
met de vredelievende bevolkings-complexen als Ginneken en
Princenhage, die bovendien hun eigen politie hebben, is mede
een factor, die er toe bijdraagt, dat de politie hier kleiner
kan zijn dan in plaatsen met een evengroote kom, doch waar
bovendien nog buitenwijken te bewaken zijn. En last not
least de omstandigheid, dat er te dezer stede in het schier
ondenkbare geval, dat zich een opstootje zou voordoen, hulp
van de militairen te kust en te keur is, is mede een beweeg
reden om het politiecorps zoo veel mogelijk in te krimpen.
Al deze factoren brengen mede, dat voor een juiste verge
lijking ter beoordeeling van een zuinig beheer het kostende
bedrag voor Breda van f 181.800.juist door een kleiner
cijfer dan 30.534 (het inwonertal) zou moeten worden gedeeld.
De vergelijking met evengenoemde plaatsen kan dan ook
den toets der critiek niet doorstaan.
Trouwens het feit, dat hier in Breda in 1923 de kosten
der politie niet minder dan 46 zegge zes en veertig -
procent van den hoofdelijken omslag bedroegen, spreekt
boekdeelen.
Het zou niet van humor zijn ontbloot, Mijnheer de Voor
zitter, indien het niet zoo peperduur en daarom zoo treurig
ware.
Bij de behandeling van hoofdstuk III zal ik dan ook met