252 8 APRIL 1924. „Wat de S. D. A. P. betreft, betreurt meerbedoeld lid het „heengaan van den heer Me ij vis. Had deze niet aan het „hoofd van de lijst der S. D. A. P. gestaan, deze partij zou „ongetwijfeld veel minder stemmen hebben gehad. „De Vrijheidsbond, die weinig stemmen verkreeg, dient „evenals de partij „Schaepman" daarin een spoorslag te zien „om zich de noodige beperking op te leggen 1" Voor wie geen vreemdeling is in de Bredasche gemeente politiek, is het duidelijk, dat hier de heer Haaiman aan het woord was. Wat niet het minst opvalt bij deze merkwaardige beschou wingen is dit, dat de heer Haaiman begint met zijn eigen verkiezingsroem te bezingen. Deed hij zulks met de bedoeling om daarmede zijne be scheidenheid te demonstreeren of was het wellicht zijn oog merk, zijn medeleden en de burgerij van Breda duidelijk te maken, dat hij, dank zij zijn verkiezingsoverwinning een min of meer superieure plaats in dezen Raad inneemt? Of heeft hij mogelijk alleen willen zeggen, dat, nu hij 3 maal den kiesdeeler behaalde, hij feitelijk raadslid is in de derde macht? Mijnheer de Voorzitter, niemand onzer zal den heer Haaiman dezen bijzonderen titel misgunnen. Edoch, onge lukkigerwijze gaat het in de raadszaal al net eender als in de wiskunde. De derde macht van één is n. 1. één, niets minder, maar ook niets meeren de heer Haaiman zal moeten trachten daarin te berusten. Tot dusver schijnt hem dit echter nog niet goed af te gaan. Althans in zijn overwinningsroes die, naar verwacht had mogen worden nu langzamerhand wel zou zijn bedaard meent hij, dat het een goed recht van hem is, ons, zijn mede leden, in zekeren zin het zwijgen op te leggen. De R. K. partij van den overkant meent hij n. 1. nadruk kelijk onder het oog te moeten brengen, dat ze van hare meerderheid geen misbruik heeft te maken. Daargelaten of hij zulks niet wat zachter had kunnen zeggen, door b. v. er op te wijzen, dat ze, nu ze met hun

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 252