254 8 APRIL 1924. nu wel de aangewezen persoon om zich over die wethou dersverkiezing te beklagen? Zou het niet passend zijn, als de heer Haaiman eens de hand in eigen boezem stak en zich wat matiging oplegde? Immers ongetwijfeld zijn de kiezers van den heer Haaiman bedrogen uitgekomenmaar heeft daar iemand anders schuld aan dan hij zelf? Wanneer er ooit bij een raads- en wethoudersverkiezing een spreekwoord is bewaarheid, dan is het wel dit: hoog moed komt voor den val. De heer ZIJLMANS zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Bij de algemeene beschouwingen over de begrooting zal ik mij niet begeven in beschouwingen over den uitslag der gemeenteraadsverkiezingen, zooals in de afdeelingen is geschied. Het discussieeren over wat achter ons ligt heeft op deze plaats en vooral bij de behandeling dezer begrooting, die den stempel draagt van de hoogst ongunstige tijdsomstandig heden, geen nut. Vooral niet, nu wij elkaar bereid moeten vinden om de handen inéén te slaan om de moeilijkheden van de tijdsomstandigheden te boven te komen. Moeten wij vanaf deze plaats al iets tot de burgerij zeggen, laat het dan zijn iets ter bemoediging en laat het dan nu zijnlet op onze daden en niet op onze woorden. Verdraagzaamheid, een karaktertrek der Bredasche bevol king, heeft ook het stadsbestuur jarenlang gekenmerkt en ik geloof geen vergeefsch beroep op mijne medeleden te doen, deze juist nu in dezen kritieken tijd tot het uiterste te blijven betrachten in het belang der gemeente. Wensch ik dus nu de zoogenaamde politiek niet aan te roeren, ten aanzien van een enkel feit van recenten datum, dat daarmede verband houdt, wil ik toch mijne zienswijze kenbaar maken. De vervulling van het loco-burgemeesterschap heeft bij de R. K. fractie blijkbaar heel wat verbittering ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 254