256 8 APRIL 1924. gemeente-begrootingen in 't algemeen, in de laatste jaren meer is bezwaard met uitgaven, die aan onze huishouding zonder onze medewerking van hoogerhand zijn opgelegd, zonder ons te raadplegen, of de uitgaven zouden kunnen worden beperkt of doelmatiger besteed. En op dien weg wordt voortgegaan. Om een enkel voorbeeld te noemen kan de ontwerp-wet tegen verontreiniging van openbare wateren ook voor onze gemeente ontzaglijke kosten veroorzaken, terwijl het nut daarvan zeer twijfelachtig zal zijn. Ik wensch Burgemeester en Wethouders tot groote waak zaamheid in dergelijke gevallen en tot overleg met andere gemeenten op te wekken, hen uit te noodigen den Raad tijdig in te lichten en gedachtenwisseling mogelijk te maken. Ik dien daarom de volgende motie in: „De Raad der gemeente Breda gevoelt de wenschelijkheid „om bij de voorbereiding van eenigen wettelijken maatregel, „die aan de gemeente bijzondere lasten zal opleggen, vóór ..de uitvaardiging van dergelijken maatregel te worden inge- „licht omtrent den omvang dier lasten en is doordrongen „van de noodzakelijkheid om hierover van gedachten te „wisselen met het oog op den zorgelijken toestand der „gemeente-financiën. „Hij noodigt Burgemeester en Wethouders uit om in „voorkomende gevallen hem (den Raad) tijdig omtrent de „geldelijke gevolgen in te lichten." Voor zoover wij zelf over onze uitgaven te zeggen hebben, is bezuiniging dringend geboden en wel niet alleen op de salarissen en loonen en door verhaal van pensioenbijdragen, maar zoo mogelijk ook door inkrimping van personeel, ook bij de politie. Reeds bij eerste vergelijking met het particulier bedrijf blijkt, dat hierin niets onredelijks kan zijn gelegen en de zeer verminderde draagkracht der burgerij zegt gebiedend, dat het moet. Voor niet minder dan f 800.000.— werd door de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 256