258 8 APRIL 1924. „De Raad der gemeente Breda, overwegende, dat het „wenschelijk en noodzakelijk is om na te gaan in hoeverre „de in de laatste jaren toegekende verhoogingen van salarissen „en loonen moeten worden gehandhaafd en in hoeverre de „premie voor pensioenen moet worden verhaald, noodigt „Burgemeester en Wethouders uit ten spoedigste desbetref fende gegevens over te leggen en hunne zienswijze kenbaar „te maken." De waardigheid gebiedt, dat vóóraf het College van Burgemeester en Wethouders onomwonden een voorstel doet tot verlaging der wethouderssalarissen en dit College deze niet afhankelijk maakt van eene eventueele verlaging der jaarwedden der gemeente-ambtenaren, zooals in de Memorie van Antwoord onder volgnummer 14, blz. 12, wordt gezegd. Wat de uitgaven voor nieuwe werken betreft, waarvan de wenschelijkheid reeds sedert jaren is betoogd en erkend en die nu ook weer ter sprake mochten komen, geef ik Burgemeester en Wethouders in overweging, deze in een staat te verzamelen. Een dergelijk program, als ik het zoo noemen mag, al moge het ook niet bindend zijn, zal uiterst nuttig zijn voor eene reëele besteding der gelden en kan voorkomen, dat voor den voet weg minder noodige uitgaven worden gedaan, terwijl elders toestanden op verbetering wachten. Het College houde mij ten goede, dat ik in dit verband de onlangs toegestane luxe-uitgaaf van f 17000.— voor de Willemstraat en het Stationsplein stel tegenover slechts enkele dringende verbeteringen ook van technischen aard als korte verbindingsweg van het Station met de Groote Markt, parallelweg ter ontlasting van de Ginnekenstraat, verbreeding Haagbrug e. d. Ook zal een globaal overzicht van de kosten van hetgeen er in onze stad zelf nog te verbeteren valt, zeker een waardevol gegeven zijn voor de beoordeeling van de geldelijke gevolgen eener grenswijziging. Wat betreft levering van materialen en uitvoering van werken meen ik nog eens met een enkel woord op publieke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1924 | | pagina 258