18 JANUARI 1924. 25
schoolbestuur terug te zenden, ten einde het alsnog in de
gelegenheid te stellen overeenkomstig de wettelijke voor
schriften te handelen. Spreker vindt de straf van algeheele
onthouding te zwaar, nu niet precies aan alle bepalingen
der wet is voldaan.
De VOORZITTER wijst erop, dat z.i. de wettelijke weg
door het schoolbestuur wel is bewandeld. Het is echter niet
op formeele gronden, dat het verzoek wordt afgewezen,
doch Burgemeester en Wethouders achten het verzoek niet
ontvankelijk, omdat de basis niet deugt. De zaak is deze.
De vroegere M.U.L.O. school is gesplitst in eene gewone
lagere school en eene zoogenaamde kopschool. Het stand
punt van Burgemeester en Wethouders is, dat alleen op
grond van die splitsing, er niet de minste aanleiding be
staat tot toekenning der vergoeding volgens art. 72 der wet.
Hiervoor is geen goede grond aan te wijzen. Als het school
bestuur leermiddelen aanschaft, ontvangt het daarvoor de
vergoeding overeenkomstig art. 101 der wet. Spreker herhaalt
dus nogmaals, dat de basis, waarop het verzoek steunt, niet
deugdelijk is.
De heer VAN LUIJTELAAR meenr, dat de zaak moet
opgelost worden in den geest der wet. Het eerste bezwaar
van Burgemeester en Wethouders is, dat de aangevraagde
artikelen niet zouden behooren tot de eerste inrichting der
school. Dit is echter onjuist. De U. L. O. school is een
nieuwe school met eigen financiëele basis. Hetzelfde heeft
zich voorgedaan met de school aan de Boschstraat. Deze
was vroeger eene dubbele school, maar door de splitsing
heeft men verschillende leermiddelen moeten aanschaffen,
wijl het nu twee afzonderlijke scholen geworden zijn.
Datzelfde is ook het geval met de kopschool in de Karre-
straat. Deze heeft ook meerdere uitgaven moeten doen,
welke het noodzakelijk gevolg zijn geweest van de scheiding.
Daarbij "komt nog, dat de school bij het begin der splitsing