8 APRIL 1924.
263
rem zou zijn voor de democratie. Maar, Mijnheer de Voor
zitter, moet zulks nog aangetoond worden, wanneer men
nagaat, dat in dezen korten tijd, dat deheer Pels ter wet
houder is, het toch ook zijn voorstel is geweest om de
werkloozenuitkeeringen te brengen onder het Burgerlijk
Armbestuur. Werkt de heer Pels ter er niet aan mede om
een loonregeling in het leven te roepen voor het gemeente-
personeel, die den toets van de democratie niet kan doorstaan
Maar, Mijnheer de Voorzitter, het is te hopen, dat ik in mijn
gedachte bedrogen zal worden en de heer Pels ter de
zijde der democratie zal kiezen.
Mijnheer de Voorzitter, over de samenstelling van dit
College sprekende, wil ik nog even herinneren aan hetgeen
mijn geacht medelid, de heer Schrauwen, zeide in de
vergadering van 29 October j. 1., sprekende over de wijzi
ging van de steunregeling. „De heer Schrauwen is van
meening, dat het alleen de schuld is van de S. D. A. P.,
dat deze ontwerp-verordening voor ons ligt. Immers had zij
zich beter van haar taak gekweten, door steeds op te komen
voor de belangen der arbeiders, dan hadden thans andere
personen in het College van Burgemeester en Wethouders
gezeten." Ik zou toch den heer Sch ra u w e n willen vragen,
of hij onze fractie kan aanduiden, in welk opzicht wij het
arbeidersbelang verzaakt hebben. Of bedoelde de heer Schrau
wen, dat wij er niet aan medegewerkt hebben om een
ander College te doen zetelen. Och, Mijnheer de Voorzitter,
een ieder kan toch begrijpen, dat het voor ons onmogelijk
was iemand als de heer Haaiman in het College zitting
te doen nemen; het was voor ons lood om oud ijzer. Zoowel
den heer Feber, die bekend staat als oerconservatief, als
den heer Haaiman konden wij niet nemenlaatstgenoemde
wegens zijn politieke onbetrouwbaarheid. Maar, Mijnheer
de Voorzitter, is het de R. K. fractie nu werkelijk ernst
geweest om een democratisch College samen te stellen?
Welnu, zij hadden het toch in handen, waarom hebben zij
geen overleg gepleegd met de linksche groep om tot een