264
8 APRIL 1924.
goede samenstelling te komen? Zulks hebben zij nagelaten
en dan gaat het niet aan, dat de heer Schrauwen een
dergelijk verwijt ons toewerpt.
Mijnheer de Voorzitter, thans kom ik aan de nota, die
den leden is toegezonden op 17 Januari j. 1. en wat aan
leiding is geweest, dat het College met voorstellen komt, die
naar mijn bescheiden meening alle perken te buiten gaan.
Ik heb daar reeds blijk van gegeven in het afdeelingson-
derzoek. Ik had geen ongelijk, Mijnheer de Voorzitter, toen
ik zeide, dat een dergelijk stelsel in geen één gemeente is
ingevoerd of in voorbereiding is. Zulks, Mijnheer de Voor
zitter, leidt tot de grootste onrechtvaardigheden. Ik zou U
voorbeelden kunnen noemen, indien een dergelijk stelsel werd
ingevoerd, van ambtenaren met denzelfden rang en in dezelfde
loonklasse ingedeeld, de een met een huishouding van 5
kinderen, de ander vrijgezel, bij wien het ongeveer f 12.
in loon scheelt; en zoo zou ik door kunnen gaan, maar ik
acht zulks niet noodig. Is de financieele toestand van onze
gemeente van dien aard, dat salarisvermindering of pensioen
storting noodig is? Staat onze gemeente er financieel zoo
slecht voor, dat zoo iets gerechtvaardigd zou wezen? Ik
vermeen van neen.
Wanneer wij de memorie van toelichting lezen, die ons
toegezonden is door de gezamenlijke organisaties, dan zien
wij, dat de inkomstenbelasting in Breda werkelijk niet te
hoog is; in vergelijking met de ongeveer 30 steden, die
genoemd worden, is Breda bijna de minste. Daarbij komt
nog, dat de salarissen over het algemeen minder zijn dan
in andere plaatsen. Ook, Mijnheer de Voorzitter, wil ik U
doen herinneren aan hetgeen U zelf gezegd hebt in de ver
gadering van 14 Juli 1919, sprekende over de salarieering
van het politiepersoneel en waar dan ter sprake komt, of
men moet uitgaan van een gezinsloon. Ik citeer uw eigen
woorden. „Een juiste opvatting schijnt mij deze, dat de
„waarde van den geleverden arbeid, maatstaf moet zijn bij
„het bepalen van het loon." Maar, Mijnheer de Voorzitter,