266
8 APRIL 1924.
een zoogenaamd bemiddelingsvoorstel, vooruit wetende (want
ik had gevraagd om aan het voorstel uitbetalen van over
uren te verbinden), dat zulks niet uitgevoerd zou worden.
De heer Haaiman kan nu zien, wat er van terecht is
gekomenenfin, hij zal nu wel leergeld hebben gegeven en
niet zooveel vertrouwen meer stellen in den Burgemeester
als hij voorheen gedaan heeft.
Nu ik toch over de politie spreek, wil ik U wel zeggen,
dat de geest in het corps heel wat beter is dan voorheen.
Ik wil echter niet zeggen, dat het is, zooals het behoort.
Maar in ieder geval de toestand is beter; men hoort niet
zooveel klachten meer, het kankeren, zooals de Voorzitter
het noemde, bestaat niet meer. Daarmede wil ik niet zeggen, dat
de toestand is, zooals die behoort; het is heusch geen
eldorado. Maar, Mijnheer de Voorzitter, aan U de taak om
datgene wat nog krom is, recht te maken. Dan, Mijnheer
de Voorzitter, zullen de scheeve verhoudingen, die er nog
heerschen, weggenomen zijn. Ik vermeen, dat de noodige
stappen daarvoor gedaan zijn. Een beetje goede wil van Uw
zijde en U hebt veel goed gemaakt. Het verdere over deze
zaak zal ik bespreken bij het desbetreffende hoofdstuk.
Thans, Mijnheer de Voorzitter, kom ik tot het onderwijs
en moet ik U zeggen, dat U zich wat al te gemakkelijk er
van afmaakt. Al is het Koninklijk besluit opgeschort, wil
dat echter niet zeggen, dat het geheel van de baan is. Zijn
Burgemeester en Wethouders zoo zeker van oordeel, dat
de Regeering zulks niet zal invoeren? Ik geloof van niet.
Zeer zeker was het dan de taak geweest van het College
om er bij de Regeering op aan te dringen, niet over te gaan
tot verhooging van de leeftijdsgrens en uitstel van het ze
vende leerjaar. Mijnheer de Voorzitter, ik zou het College
;n overweging willen geven, dit alsnog te doen en, indien
het antwoord niet bevredigend is, zal de Raad zulks moeten
doen.
Mijnheer de Voorzitter, met genoegen heb ik vernomen,
dat bij de uit te voeren werken in den Belcrumpolder 70°/o